Kunnen we even praten ?
Drs. Tamar de Vos - van der Hoeven - september 2009
Praten met je kind, het lijkt zo eenvoudig en vanzelfsprekend, maar in de praktijk valt dat vaak best tegen. Vooral wanneer een moeilijk onderwerp besproken moet worden. Zowel ouders als kinderen ervaren dat dit niet altijd even gemakkelijk gaat.
Kinderen geven vaak aan het gevoel te hebben dat er niet echt naar ze geluisterd wordt of dat ze niet begrepen worden. Ook hebben flink wat kinderen het gevoel dat hun ouder niet echt geïnteresseerd is in wat het kind te vertellen heeft.
Ouders merken dat het vooral moeilijk is om met wat jongere kinderen (onder de tien jaar) te praten wanneer ze echt een specifiek onderwerp willen bespreken. Ze ervaren dat het lastig is het kind aan het praten te krijgen en ook een uitdaging om het kind bij het onderwerp te houden waarover gesproken wordt. Zowel ouders als kind moeten dus investeren in het goed laten verlopen van een gesprek en dat kost inspanning.
We praten dan niet over een gewoon doordeweeks gesprekje over hoe het was op school of zo, maar over een serieus ouder-kind gesprek, waarbij de gedachten en gevoelens van het kind en de ouders met betrekking tot een bepaald onderwerp aan bod zullen komen.
Drs. Tamar de Vos - van der Hoeven - september 2009
Praten met je kind, het lijkt zo eenvoudig en vanzelfsprekend, maar in de praktijk valt dat vaak best tegen. Vooral wanneer een moeilijk onderwerp besproken moet worden. Zowel ouders als kinderen ervaren dat dit niet altijd even gemakkelijk gaat.
Kinderen geven vaak aan het gevoel te hebben dat er niet echt naar ze geluisterd wordt of dat ze niet begrepen worden. Ook hebben flink wat kinderen het gevoel dat hun ouder niet echt geïnteresseerd is in wat het kind te vertellen heeft.
Ouders merken dat het vooral moeilijk is om met wat jongere kinderen (onder de tien jaar) te praten wanneer ze echt een specifiek onderwerp willen bespreken. Ze ervaren dat het lastig is het kind aan het praten te krijgen en ook een uitdaging om het kind bij het onderwerp te houden waarover gesproken wordt. Zowel ouders als kind moeten dus investeren in het goed laten verlopen van een gesprek en dat kost inspanning.
We praten dan niet over een gewoon doordeweeks gesprekje over hoe het was op school of zo, maar over een serieus ouder-kind gesprek, waarbij de gedachten en gevoelens van het kind en de ouders met betrekking tot een bepaald onderwerp aan bod zullen komen.
Bij het aangaan van een gesprek met een kind is het heel belangrijk om je als ouder te realiseren dat wat als ouder heel vanzelfsprekend is om onder woorden te brengen, voor het kind nog een flinke uitdaging kan zijn. Ouders moeten zich goed realiseren dat het kennen van de juiste woorden en dus het beschikken over een flinke woordenschat, nog niet betekent dat het kind alles wat het wil zeggen onder woorden kan brengen.
Zo zien we soms dat kinderen in een gesprek een eerdere vraag gaan herhalen. Als ouder kan je dit het gevoel geven dat je kind niet geluisterd heeft. Maar dit hoeft niet het geval te zijn.Vaak is het herhalen van een vraag die al beantwoord is een manier om nog meer te vragen over dit onderwerp. Het kind wil nog wat dieper op het onderwerp ingaan, maar weet niet goed hoe dit onder woorden te brengen.
Door samen met het kind te bekijken wat het nu precies wil vragen kan het gesprek verder op gang gebracht worden en kan het kind nieuwe vragen leren verwoorden.
Het duurt ongeveer tot het kind een jaar of tien is, voordat het echt lukt om alles onder woorden te brengen. Vooral emoties en gevoelens verwoorden is erg lastig voor jongere kinderen. Er moet dus goed aangesloten worden bij het leeftijdsniveau van het kind.
Naast het soms nog moeilijk kunnen verwoorden van gedachten en gevoelens zien we ook dat jonge kinderen vaak nog heel gemakkelijk schakelen tussen werkelijkheid en fantasie. En regelmatig gebeurt dit zonder dat de ouders hier van op de hoogte gesteld worden. Het kind dwaalt wat af tijdens het gesprek, wordt afgeleid door gedachten en associaties en schakelt over op fantasie zonder dat de ouder in de gaten heeft dat dit gebeurt.
Een meisje van 6 jaar vertelt over een les op school. Ze hebben het gehad over de herfst en hoe de vogels dan steeds minder eten kunnen vinden. Al vertellend over de les gaan haar gedachten naar een vogeltje dat ze zag onderweg van school. Ze begint te fantaseren over het vogeltje en vertelt hier verder over. Haar moeder denkt dat ze nog steeds aan het vertellen is over de les en plaatst haar twijfels bij wat haar dochter vertelt. Het meisje reageert hier boos op en wil niet meer verder vertellen.
Het kind weet best dat hetgeen het dan zegt maar fantasie is, maar geeft dit niet aan. Hierdoor kan de ouder het gevoel krijgen dat het kind jokt of het gesprek probeert te saboteren. Terwijl het kind enkel even wat is afgedwaald en makkelijk weer bij het werkelijke onderwerp van het gesprek terug gebracht kan worden. Door rustig te constateren dat wat het kind zegt niet echt is en dat je als ouder toch nog even wilt praten over wat er echt gebeurd is, kan het kind weer terug gebracht worden bij het werkelijke gespreksonderwerp. Dit van de hak op de tak springen tijdens een gesprek en makkelijk schakelen tussen werkelijkheid en fantasie hoort gewoon nog bij kinderen. Dit komt door het nog erg associatief denken van kinderen. Het ene onderwerp doet het kind denken aan het volgende onderwerp en zo gaat het gesprek een heel andere kant op dan de ouder in gedachten had. Overigens kan het overgaan op fantasie ook een manier zijn om het gesprek nog even te laten voortduren en nog even de aandacht vast te houden.
Om een goed gesprek te kunnen hebben met je kind is het heel belangrijk om voor jezelf te bepalen wat je verwacht van het gesprek. Wil je je kind iets duidelijk maken, iets leren, dan wordt het een heel ander soort gesprek dan wanneer je graag ook inbreng van je kind wil in het gesprek. In het geval je je kind iets wilt bijbrengen of wilt aanspreken op iets, dan is er meer sprake van praten tegen het kind. Terwijl een gesprek waarin om de inbreng en de mening van het kind gevraagd wordt meer echt praten met het kind wordt. En juist dat praten met elkaar, in plaats van tegen elkaar, vinden zowel ouders als kinderen vaak lastig.
De eerste voorwaarde om een goed gesprek te hebben met je kind bestaat uit het maken van contact en het aannemen van een open houding. Wanneer je als ouder meteen start met het toespreken van het kind is de kans groot dat het kind zich afsluit voor het gesprek of in discussie zal willen gaan. Het is in het begin van het gesprek dan ook belangrijk om naar het kind te benadrukken dat het de ruimte zal krijgen om te praten en dat de gevoelens van het kind erkent zullen worden. Door de tijd te nemen voor het gesprek, goed te luisteren naar wat het kind vertelt, oogcontact te houden, aan te moedigen met knikken of woorden ('ja' 'aha') en door te herhalen wat het kind gezegd heeft, geeft je als ouder het signaal dat je wilt horen wat het kind te zeggen heeft. Dit stimuleert het kind om verder te praten omdat het zich gehoord voelt. Hierbij spelen ook non-verbale signalen een belangrijke rol. Wanneer je als ouder aangeeft graag naar je kind te willen luisteren, maar je ondertussen ongeduld of boosheid uitstraalt, zal een kind dit snel door hebben en dit zal het kind verwarren omdat wat de ouder zegt niet overeenstemt met de houding van de ouder. Een ouder die blijft staan tijdens een gesprek drukt daarmee uit te willen dat het kind luistert. Wanneer je als ouder gaat zitten zodat je op ooghoogte bent met het kind straalt dat al een veel opener houding uit.
Ook uit de houding van het kind is vaak als ouder veel af te leiden. De lichaamstaal van het kind tijdens het gesprek is bijna net zo belangrijk als wat het kind zegt. Een kind dat in elkaar gedoken een gesprek voert voelt zich ongemakkelijk. Een kind dat voortdurend zit te bewegen kan moeite hebben met de lengte van het gesprek of zich ongemakkelijk voelen bij het gespreksonderwerp.
Het houden van oogcontact is goed tijdens een gesprek. Maar het wegkijken van een kind hoeft niet te betekenen dat het kind niet meer met de aandacht bij het gesprek is of onder het gesprek uit wil komen. Juist bij kinderen zien we vaak dat ze even wegkijken om goed te kunnen nadenken en zich te kunnen concentreren op hetgeen ze aan het vertellen zijn.
Een vereiste is dan ook wel dat het kind wil praten en dat de ouder de tijd heeft om te praten. Een kind dwingen tot een gesprek heeft geen zin en werkt over het algemeen averechts. Wanneer een kind liever niet over iets praat kan beter een manier gevonden worden om het kind wat uit te dagen om toch met de ouder in gesprek te gaan dan het gesprek af te dwingen. Het is dan ook goed om te kijken of zowel de ouder als het kind even de tijd hebben voor een gesprek. Wanneer de TV uitgezet wordt of het spel van het kind onderbroken wordt is de kans groot dat het gesprek niet goed zal lukken. Het kind zal zich gaan verzetten tegen het gesprek door niet te luisteren, amper te antwoorden of gewoon weg te lopen.
Het zelfde geld voor de ouder, wanneer deze eigenlijk maar weinig tijd heeft voor een gesprek, is de kans groot dat het gesprek maar moeilijk zal verlopen, omdat het kind zich opgejaagd kan voelen of het idee kan hebben dat de ouder eigelijk geen tijd heeft om te luisteren.
Overigens is het niet willen praten van een kind niet altijd onwil of gebrek aan motivatie. Een kind kan een gesprek ook willen vermijden uit angst, verdriet of wanneer het gesprek te lang duurt voor het kind om de aandacht er goed bij te houden. Wanneer je merkt dat het kind minder goed begint op te letten tijdens het gesprek, kan het verstandig zijn om het gesprek stop te zetten en er op een ander moment op terug te komen.
Na een voor het kind moeilijk gesprek is het fijn voor het kind wanneer het kind zich even wat kan uitleven om de spanning van het gesprek kwijt te raken. Momenten als vlak voor het naar school gaan of vlak voor het naar bed gaan etcetera zijn dan ook minder geschikt om een lastig gesprek te voeren met het kind. Het heeft dan niet de mogelijkheid om even de spanning van het gesprek te ontladen.
Er moet zowel door het kind als door de ouder dus even echt de tijd genomen worden voor een gesprek. Wanneer een moment niet zo geschikt is voor een gesprek is het dan ook beter om het gesprek even uit te stellen, dan het gesprek maar even snel te hebben. De kans op een succesvol gesprek is dan erg klein.
Het kind helpen bij het gesprek
Wel kan besloten worden het gesprek te laten plaats vinden tijdens een bezigheid die de ouder en het kind delen. Kinderen vinden het vaak best moeilijk om over zware onderwerpen te praten met hun ouders. Ze vinden het dan prettiger om te praten tijdens een bezigheid, zodat dit de situatie wat luchtiger kan maken dan wanneer ouder en kind echt gaan zitten voor een gesprek. De activiteit zorgt ook voor een positieve sfeer waar binnen het gesprek verloopt. Praten tijdens de afwas, tijdens een fietstochtje of tijdens een potje voetbal blijkt dan vaak makkelijker voor het kind. Wel moet er voor gewaakt worden dat de activiteit niet te veel de aandacht van het kind opeist, waardoor het verloop van het gesprek bemoeilijkt wordt.
Voor het gesprek kan het ook heel stimulerend werken wanneer je als ouder je kind laat merken dat hij of zijn het goed doet. Geef aan hoe prettig je het vindt om even met je kind te kunnen praten en leg uit dat je nu beter begrijpt wat het kind voelt en waarom het bepaalde dingen doet. Met name wat jongere kinderen hebben soms ook het idee dat hun ouder wel weet wat ze denken of hoe zij zich voelen. Het is goed om uit te leggen dat het kind dingen moet uitleggen en verklaren, omdat je als ouder echt niet alles weet.
Vooral voor kinderen die nog niet zo gewend zijn om een gesprek te voeren of hier nog moeite mee hebben, is wat hulp van de ouder vaak wenselijk. Je kunt als ouder je kind wat op weg helpen bij het verwoorden van zijn gevoelens en gedachten. Al is het wel zaak er voor te waken dat je als ouder niet te veel gaat invullen voor je kind. Beter is het dus te vragen naar de gevoelens van het kind dan deze in te vullen. Door open vragen te stellen help je het kind op weg. En daarmee laat je ook als ouder merken dat je graag meer wilt weten, je toont je interesse voor wat het kind vertelt. Wanneer het het kind dan lukt om een mening te geven of zijn gevoel onder woorden te brengen, is het belangrijk om hier erkenning voor te geven. Ook als je het gevoel van het kind niet kunt plaatsen of wanneer je de mening van het kind niet deelt. De eerste boodschap moet zijn dat het goed is dat het kind dit gezegd heeft, dat het de eigen gedachten onder woorden heeft gebracht. Door dan verder te vragen kun je als ouder proberen het gevoel of de mening van het kind beter te begrijpen en zo meer inzicht te krijgen in de zienswijze van het kind.
Wanneer je kind zegt de meester maar stom te vinden kan je als ouder aangeven dat het zo niet over de meester hoort te praten. Het kind zal de volgende keer zich wel twee keer bedenken voordat hij weer zijn mening geeft en zijn gevoel onder woorden brengt. Terwijl een open vraag naar waarom het kind de meester stom vindt er toe kan leiden dat een misverstand tussen de meester en het kind uit de wereld geholpen kan worden en het kind tot de conclusie kan komen dat de meester toch wel mee valt. Maar ook wanneer het kind bij zijn standpunt blijft dat de meester stom is, kan het goed zijn om het kind de ruimte te bieden om de gevoelens die hier achter schuilen te hebben en deze gevoelens ook te erkennen, maar wel uit te leggen dat het kind andere woorden zal moeten kiezen om deze gevoelens te verwoorden.
Door niet meteen een oordeel te vellen over wat het kind zegt, maar het kind de kans te geven uitleg te geven, wordt er meer ruimte geboden voor een gesprek en wordt het kind gestimuleerd om de gedachten en gevoelens op een goede manier onder woorden te brengen.
En binnen dit gesprek moet het kind ook de ruimte krijgen om zijn of haar gevoelens te uiten, ook als je die als ouder als negatief ervaart.
Als ouder kun je ook een voorbeeldfunctie hebben, door zelf ook over je gevoelens en gedachten te praten en deze ook aan het kind uit te leggen : "Sorry, ik was moe en toen reageerde ik heel prikkelbaar op jou, toen je dat zei."
Het stellen van open vragen is, zoals hierboven al aangegeven een belangrijk iets bij het voeren van een gesprek. De vraag; "Was het leuk op school" is gemakkelijk te beantwoorden met een 'ja' of 'nee' en nodigt niet uit tot vertellen. Daarentegen nodigt de vraag" Wat hebben jullie vandaag geleerd bij de rekenles of wat deden jullie met de gymles" wel uitnodigt tot vertellen. Het stellen van open vragen stimuleert het kind dus om verder te praten. Daarbij moeten de vragen ook niet te algemeen zijn. De vraag " wat deed je op school? " leidt vaak tot enkel een opsomming, waardoor je als ouder nog weinig weet. De gerichte vraag: "Wat heb je vandaag voor tekening gemaakt op school" levert dan veel meer informatie op. Zeker kinderen die van zichzelf wat gesloten zijn moeten gestimuleerd worden wat meer te vertellen door gerichte maar open vragen te stellen.
Ook moet de ouder uitkijken met vragen die eigenlijk al wijzen op het antwoord dat de ouder wil horen; " Vindt je niet dat je een beetje onaardig deed tegen Tom ? " is eigenlijk niet echt een vraag, maar meer een oordeel. De meeste kinderen zullen op deze vraag toch sociaal wenselijk antwoorden dat ze inderdaad wel een beetje onaardig deden. En zo niet dan zal het kind zich erg gaan verdedigen en is er ook weinig ruimte voor een open gesprek. Beter is het dan om te vragen: " Hoe heb jij toen gereageerd op Tom ? " Het kind krijgt dan de kans om zelf te vertellen hoe hij of zij gehandeld heeft en daar eerst zelf een oordeel over te vellen.
Kinderen zijn ontzettend beïnvloedbaar en willen heel graag het juiste antwoord geven wanneer hun een vraag gesteld wordt. Hierdoor kan al snel een situatie ontstaan waarin het kind sociaal wenselijke antwoorden gaat geven.
Wanneer je als ouder graag echt de mening van het kind wilt horen of echt wilt weten hoe het kind zich voelt, is het dan ook belangrijk om dit het kind te laten weten. Het kind moet dan weten dat het geen goede of verkeerde antwoorden kan geven. Belangrijk is het dan ook om zo min mogelijk in te gaan vullen wat het kind bedoelt of voelt, wanneer het kind zelf moeite heeft dit te uiten of onder woorden te brengen. Beter is het dan het kind met behulp van open vragen op weg te helpen bij het verwoorden van zijn of haar gedachten.
En om het kind hier de ruimte voor te geven is het goed om het kind het tempo van het gesprek te laten bepalen. Er moeten stiltes kunnen vallen en het kind moet de tijd krijgen om uit te praten.
Soms ontstaat een gesprek ook doordat het kind met een vraag zit. Het is dan goed om de tijd te nemen voor deze vraag en het kind te laten merken dat je het als ouder waardeert dat je kind met een vraag komt. Wanneer een kind iets van de ouder vraagt: "Mag ik...." dan is het goed om even de tijd te nemen om over deze vraag na te denken. Soms merken ouders dat ze al 'ja' of 'nee' hebben gezegd zonder er echt over na te denken. Door even na te denken heb je als ouder even de tijd om alle voors en tegens af te wegen en een wel over wogen besluit te nemen. En het kind voelt zich serieus genomen omdat de ouder de moeite neemt eens rustig na te denken over de vraag. Wanneer je als ouder dan een besluit genomen hebt, kan het goed zijn om het kind uit te leggen waarom je dit besluit genomen hebt. Het kind begrijpt hierdoor het antwoord van de ouder beter. Daarnaast geeft de ouder ook het goede voorbeeld hoe je wel overwogen tot een besluit kunt komen.
Vaak ook zal er niet sprake zijn van een 'mag ik'- vraag, maar zal het kind vragen om informatie of uitleg. Kinderen kunnen dan soms hele moeilijke of uitdagende vragen stellen. Ook in dat geval is het goed om even na te denken over het antwoord dat je als ouder wilt gaan geven. Het kan dan vaak goed helpen om eerst het kind te vragen hoe het op deze vraag is gekomen en wat het al weet van het onderwerp waar het naar vraagt. Zo kom je aan de weet wat je kind nu precies wil weten. Vaak blijkt dat dan toch minder complex te zijn dan de vraag deed vermoeden.
Een kind dat vraagt waar je naar toe gaat na de dood, kan een ouder flink uitdagen met een goed antwoord te komen. Wat verder vragen waar deze vraag vandaan komt en wat het kind dan al precies weet, kan er toe leiden dat het kind uitlegt een rouw-auto te hebben gezien en zich afvraagt waar deze auto naar toe ging. Inplaats van een uitleg over de dood, wil het kind dus eigenlijk alleen weten waar iemand die overleden is naar toegebracht wordt.
Zo kan een antwoord gegeven worden dat goed aansluit bij wat het kind echt wilde weten en kan het antwoord simpel gehouden worden. Wanneer het kind dan toch nog meer wilde weten, dan zal het met nieuwe vragen komen. En zo kan het kind het gesprek sturen en bepalen welke informatie het al wel wil weten en wat nog niet. Vooral bij gesprekken over moeilijke onderwerpen zoals de dood, seksualiteit, scheiding etcetera, kan het heel prettig zijn wanneer de ouder op deze manier aansluit bij de vragen van het kind.
Ook wanneer een kind met een probleem aanklopt bij de ouder, is het prettig voor het kind wanneer je eerst goed nagaat wat het kind precies wil van dit gesprek. Wil het kind graag dat de ouder een oplossing aandraagt of wil het kind liever een luisterend oor en een klankbord om zelf verzonnen oplossingen bij te testen ?
In gesprek met je kind
Het voeren van een gesprek over een moeilijk onderwerp kan een hele uitdaging zijn, zowel voor het kind als voor de ouder. Zeker wanneer het kind niet zo'n makkelijke prater is of nog moeite heeft de eigen gedachten en gevoelens te verwoorden. Wanneer er de tijd wordt genomen voor het gesprek, de ouder goed uitlegt wat de bedoeling is van het gesprek en de ouder een open houding aanneemt waarbinnen er ruimte is voor het kind om de eigen mening te geven en gevoelens te uiten, kan een prettig gesprek ontstaan. Een gesprek waar zowel de ouder als het kind iets aan hebben en zich prettig bij voelen.
Er zijn verschillende boeken en vragenkaartspellen die kunnen helpen bij het starten van een gesprek met je kind. Voor meer informatie en de mogelijkheid om het boek/spel te kopen bij bol.com klik je op de titel.
- Kletsboek!, voor kleine en grote mensen, Michal Janssen
- Praatprikkels, 50 filosofische vragen voor kinderen (50 losse kaartjes), Fabien van der Ham
- Tijd voor een leuke babbel! Praatkaarten, 80 originele vragen voor een vlot gesprek met je kind, ZNU
- Vertellis Gezinseditie: een vragenkaartspel voor gezinnen met kinderen
- Puber coachkaarten, ontdek je talent!, Espérance Blaauw
- Kletspocket, 216 vragen en opdrachten
- VRAAG MAAR! Gezinseditie, 100 vraagkaartjes voor een leuk en persoonlijk gesprek met het gezin
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen of wilt u een persoonlijk advies, dan kunt u hier terecht: Vraag per e-mail of advies aan huis
Informatie van:
Delfos, M.F., Over communiceren met kinderen -, Participatief werken in de jeugdhulpverlening, Rudi Roose (redactie) 2003, Academia Press. blz, 53 -68
Delfos, M.F. (2000). Luister je wel naar míj? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar. Amsterdam: SWP.
http://www.ggdkennemerland.nl. Publicatie: Praten met uw kinderen
http://www.pbs.org/parents/talkingwithkids