Leren doorzetten
Drs. Tamar de Vos - van der Hoeven - juni 2012
Het zal voor iedere ouder een bekend beeld zijn, een baby die met een gespannen gezichtje steeds opnieuw probeert op zijn of haar zij te rollen. Of die rammelaar te pakken te krijgen, te gaan zitten of zich op te trekken aan de spijlen van de box. Al op zeer jonge leeftijd lopen kinderen tegen frustraties aan. Want de eerste keren lukken al die verwoede pogingen helemaal niet. De kans is groot dat het kindje na een paar keer proberen opgeeft of het op een brullen zet. Maar de volgende dag zie je het kind toch weer opnieuw proberen. En de dag daarna weer, net zo lang tot het plotseling wel omrolt, zit of staat. Met een stralende, trotse glimlach herhaalt het daarna nog vele malen deze nieuw verworven vaardigheid, tot zich weer een nieuwe uitdaging aandient. Met opnieuw alle bijbehorende frustraties.
Al heel jong moeten kinderen leren omgaan met de frustratie van iets nog niet kunnen. Hoe moeilijk dit ook voor een jong kind kan zijn, juist in deze frustratie ligt ook de drang om door te zetten. Wanneer een kindje niet gefrustreerd raakt dat iets niet lukt, zal het zich gemakkelijk neerleggen bij het mislukken en zich dus niet gestimuleerd voelen het nog eens te proberen. De frustratie is nodig. Maar helaas kan deze er soms ook voor zorgen dat kinderen de handdoek in de ring gooien en opgeven. Ze vinden het zo moeilijk, om te gaan met de frustratie dat het niet lukt, dat ze liever stoppen met proberen of er niet meer in geloven het wel onder de knie te kunnen krijgen.
Waarom zet de ene meer door dan de ander?
Doorzetten betekent volhouden, ook wanneer het niet meteen lukt. Om te kunnen doorzetten moet je om kunnen gaan met frustraties en tegenslagen. Je moet verder kijken dan het nu, om te kunnen zien wat je wilt bereiken en welke voordelen het je oplevert in de toekomst om nu even door te zetten. En je moet vertrouwen in jezelf hebben. Vertrouwen dat het je gaat lukken, dat je hetgeen je nog niet kan, wel kan leren.
Drs. Tamar de Vos - van der Hoeven - juni 2012
Het zal voor iedere ouder een bekend beeld zijn, een baby die met een gespannen gezichtje steeds opnieuw probeert op zijn of haar zij te rollen. Of die rammelaar te pakken te krijgen, te gaan zitten of zich op te trekken aan de spijlen van de box. Al op zeer jonge leeftijd lopen kinderen tegen frustraties aan. Want de eerste keren lukken al die verwoede pogingen helemaal niet. De kans is groot dat het kindje na een paar keer proberen opgeeft of het op een brullen zet. Maar de volgende dag zie je het kind toch weer opnieuw proberen. En de dag daarna weer, net zo lang tot het plotseling wel omrolt, zit of staat. Met een stralende, trotse glimlach herhaalt het daarna nog vele malen deze nieuw verworven vaardigheid, tot zich weer een nieuwe uitdaging aandient. Met opnieuw alle bijbehorende frustraties.
Al heel jong moeten kinderen leren omgaan met de frustratie van iets nog niet kunnen. Hoe moeilijk dit ook voor een jong kind kan zijn, juist in deze frustratie ligt ook de drang om door te zetten. Wanneer een kindje niet gefrustreerd raakt dat iets niet lukt, zal het zich gemakkelijk neerleggen bij het mislukken en zich dus niet gestimuleerd voelen het nog eens te proberen. De frustratie is nodig. Maar helaas kan deze er soms ook voor zorgen dat kinderen de handdoek in de ring gooien en opgeven. Ze vinden het zo moeilijk, om te gaan met de frustratie dat het niet lukt, dat ze liever stoppen met proberen of er niet meer in geloven het wel onder de knie te kunnen krijgen.
Waarom zet de ene meer door dan de ander?
Doorzetten betekent volhouden, ook wanneer het niet meteen lukt. Om te kunnen doorzetten moet je om kunnen gaan met frustraties en tegenslagen. Je moet verder kijken dan het nu, om te kunnen zien wat je wilt bereiken en welke voordelen het je oplevert in de toekomst om nu even door te zetten. En je moet vertrouwen in jezelf hebben. Vertrouwen dat het je gaat lukken, dat je hetgeen je nog niet kan, wel kan leren.
Het eerste kindje vindt zijn eigen uitdagingen wel, maar zal soms geholpen moeten worden niet te hoge eisen te stellen aan zichzelf (en zijn omgeving). Het tweede kindje zal geholpen moeten worden om te gaan met tegenslagen en frustraties en het derde kindje zal wat extra gestimuleerd moeten worden toch nieuwe uitdagingen aan te gaan. Want voor alle drie is het belangrijk dat ze leren doorzetten aan de hand van reële verwachtingen (van zichzelf en uit de omgeving). Te weinig uitdaging en frustratie is niet goed, maar te veel is ook zeker niet wenselijk. Dat wat het kind wil leren beheersen, moet wel binnen bereik liggen.
Voor kinderen die erg impulsief zijn, kan het moeilijk zijn door te zetten. Ze zijn snel afgeleid doordat ze snel weer nieuwe uitdagingen zien. Voor impulsieve kinderen is het vooral ook moeilijk om verder te kijken dan het nu en behoeftes even uit stellen. Het snel afgeleid zijn waardoor het doorzetten bemoeilijkt wordt, geldt uiteraard ook voor kinderen met weinig concentratievermogen. Zij willen wel doorzetten, maar laten zich gemakkelijk weer afleiden van hetgeen ze aan het doen zijn.
Kinderen met een stevig temperament hebben vaak ook moeite met doorzetten. Ze beginnen met goede moed, maar raken zo boos of gefrustreerd wanneer het niet lukt, dat hun emoties het doorzetten in de weg staan.
De laatste groep kinderen die vaak moeite hebben met doorzetten zijn de kinderen met faalangst en weinig zelfvertrouwen. Zij hebben onvoldoende vertrouwen in hun eigen kunnen om door te zetten wanneer het in eerste instantie niet lukt. Vooral kinderen met passieve faalangst (zie het artikel "Angst om te falen"), die stoppen met werken omdat ze te bang zijn voor een eventueel teleurstellend resultaat, zien we weinig doorzettingsvermogen.
Terwijl kinderen met actieve faalangst juist enorm veel doorzettingsvermogen aan de dag kunnen leggen omdat ze heel hard werken, niet in staat zijn wat afstand te nemen van de nieuwe uitdaging en niet altijd voldoende aan hun ontspanning toekomen. Hun faalangst zet hen juist aan tot enorm doorzetten, alleen behouden ze het gevoel het niet goed te kunnen.
Maar uiteraard spelen ook de capaciteiten van het kind een belangrijke rol bij het wel of niet doorzetten. Wanneer een kind goed is in rekenen zal het bij een moeilijke som langer doorzetten, dan wanneer het altijd al moeite heeft met rekenen. Door zijn zelfvertrouwen, durft het ervan uit te gaan dat ook deze moeilijke opgave lukt. En omdat het kind goed is in rekenen, heeft hij/zij ook de kennis om met de moeilijke som aan de slag te gaan en vorderingen te maken. Wanneer een ander kind dezelfde som voorgelegd krijgt kan het best dat dit kind op een gegeven moment opgeeft, omdat de som gewoon te moeilijk is. Er is dan geen sprake van weinig doorzettingsvermogen, maar de opdracht gaat de capaciteiten van het kind dan te boven. Het geeft niet op, maar is realistisch: "Dit lukt mij (nog) niet."
En misschien is dit kind wel een enorme doorzetter tijdens de tennisles, terwijl de goede rekenaar bij tennis al snel het racket aan de kant gooit en niet meer mee wil doen.
Zoals uit het bovenstaande blijkt, moeten de eisen die aan een kind gesteld worden wel reëel zijn. Wanneer een opdracht te moeilijk is, kun je niet verwachten dat een kind blijft doorzetten. Dit is niet goed voor het zelfvertrouwen en kan er voor zorgen dat hij/zij ook bij haalbare opdrachten minder gaat doorzetten: "Ik kan het toch niet." Het is belangrijk om als ouder verwachtingen te hebben, maar deze moeten wel aansluiten bij de capaciteiten van het kind. Wanneer je verwachtingen reëel zijn, is het zeker goed om je kind aan te moedigen en te stimuleren en daarbij vooral de inzet van het kind te waarderen. Uiteraard hoop je dat het doorzetten uiteindelijk tot een goed resultaat leidt, maar er moet zeker ook ruimte zijn om fouten te maken en flink te oefenen. Kinderen die hier de ruimte voor krijgen en merken dat hun ouders hun inzet zien en waarderen, ontwikkelen meer doorzettingsvermogen. Wanneer een kind bang is fouten te maken of niet snel genoeg resultaat te halen, zal hij/zij geremd worden te blijven proberen.
Belangrijk is het ook dat het kind niet het gevoel heeft de competitie aan te moeten gaan met anderen. Iedereen moet beoordeeld worden op zijn/haar eigen kunnen. Doorzetten met voetbaltraining kan best moeilijk zijn, wanneer je vrienden al één of twee niveaus hoger spelen. Maar wanneer je binnen je eigen niveau gewaardeerd wordt voor wat je bereikt, kan dat je toch motiveren door te blijven zetten. Succeservaringen zijn heel belangrijk om door te blijven zetten.
Het stellen van reële verwachtingen kan soms ook bestaan uit het vereenvoudigen van het doel zodat het kind de uitdaging aankan of uit het verdelen van het doel in stapjes. Want soms is het einddoel best haalbaar, maar is alles wat het kind hier voor moet doen niet goed voor hem/haar te overzien. Zo kan het best dat een jongen het gevoel heeft echt geen salto te kunnen maken op de trampoline. Wanneer hij meteen deze salto gaat proberen te maken, wordt hij bevestigd in zijn gevoel dit niet te kunnen en stopt met proberen. Terwijl de salto uiteindelijk wel lukt, wanneer de jongen stapje voor stapje geholpen wordt met eerst goed leren springen, leren een koprol te maken, leren draaien om de arm van de gymleraar en zo verder. Er worden tussendoelen gesteld die voor het kind haalbaar zijn, waardoor het wel wil doorzetten.
Kinderen kunnen flink gefrustreerd raken wanneer het, ondanks dat ze goed doorzetten, toch niet lukt. Het is goed als ze de ruimte krijgen deze frustratie te uiten en hier ook begrip voor krijgen. Je kunt als ouder best het gevoel hebben dat de boosheid van je kind over die moeilijke spellingsopdracht wat overdreven is, maar wanneer je je kind steunt en zijn/ haar frustratie erkent, zul je merken dat hij/zij beter leert omgaan met deze frustratie en deze ook weer los kan laten en verder kan gaan. Vooral bij wat jongere kinderen kan het soms ook goed zijn de frustratie goed te benoemen, zodat het kind beter begrijpt wat hij/zij voelt en waarom.
Een kind kan ook weinig doorzetten omdat hij/zij verkeerde veronderstellingen heeft. Wanneer een kind bij een overhoring een onvoldoende haalt en denkt: "Ik ben ook slecht in spelling." is de kans dat hij/zij met frisse moed begint aan het leren voor de volgende overhoring een stuk kleiner dan wanneer het kind denkt: "Ik had ook niet goed geleerd" of "Dat was ook wel een erg moeilijke overhoring, veel klasgenoten hebben het slecht gemaakt."
Wanneer je het gevoel hebt dat je kind negatieve gedachten heeft over zijn of haar kunnen, kan het helpen samen eens te kijken naar deze veronderstellingen en deze te vervangen door gedachten die het kind positiever stemmen over het eigen kunnen.
Een kind dat vertrouwen heeft in zijn/haar eigen kunnen, dat zich gesteund voelt door de ouders en andere volwassenen om zich heen en taken aangeboden krijgt die voldoende uitdagen, maar niet te moeilijk zijn, zal leren doorzetten. Al heeft ieder kind natuurlijk wel eens gewoon 'geen zin'.
Een boekje kan kinderen ook helpen bij leren doorzetten en niet te snel opgeven. Voor meer informatie en de mogelijkheid om het boek te kopen bij bol.com klik je op de titel:
- Flamingo, Kim Crabeels en Marije Tolman (onze recensie)
- Coco kan het!, Loes Riphagen
- Muisje Mila, Marita Verstegen-Vanhommerig (onze recensie)
- Blijven proberen, Adam Ciccio
- De stip, Peter H. Reynolds
- De mooiste vis van de zee is gelukkig niet bang meer, Marcus Pfister
- Je fantastische elastische brein, JoAnn Deak
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen of wilt u een persoonlijk advies hoe u uw kind kunt stimuleren door te zetten, dan kunt u hier terecht: Vraag per e-mail of advies aan huis
Literatuur
http://www.jmouders.nl/Themas/Opvoeding/Gedrag-kinderen/Doorzetten-en-incasseren.htm
http://www.jmouders.nl/Themas/Opvoeding/Opvoeden/Jawel-dat-kan-je-best.htm
Help! Hoe leer ik mijn kind doorzetten? HELP!-brochurereeks van OUDERS & COO