Op vakantie
Zomer 1980: Het was zes uur 's ochtends en we keken allemaal nog wat slaperig uit ons ogen. De auto was volgeladen, het karretje werd voor de laatste keer gecontroleerd en mijn moeder ging na of alles in huis echt geregeld was. Dan stapten we in. Mijn twee broertjes en ik op de achterbank, mijn ouders voorin, mijn moeder met een koelbox met eten en drinken bij haar voeten. Na een half uurtje rijden begon mijn vader aan zijn eerste levensbehoefte, de pot met koffie. Of nee, zijn eerste levensbehoefte had hij een kwartier na vertrek al opgestoken.
Wij waren achterin de eerste uren nog vrij rustig. We waren nog slaperig, het autorijden nog niet zat en ook elkaar nog niet helemaal zat. Ook wisten we ons de eerste uren nog wel te vermaken met auto's tellen, ik zie, ik zie wat jij niet ziet en meer van dat soort spelletjes. Maar rond een uur of twee 's middags begon de reis toch zijn tol te eisen. We begonnen te mopperen en zochten ruzie met elkaar. En tegen vooral dit laatste was mijn vader niet echt bestand.
De sfeer was dan ook om te snijden als we rond zeven uur 's avonds eindelijk op de camping aankwamen. En dan begon het echte drama pas. De tent moest opgezet! Wijs geworden van de vorige vakanties, delegeerde mijn moeder ons die taken die zo ver mogelijk bij de tent vandaan gedaan konden worden. Want ook al was de tent al tien jaar oud en dus ook al tien maal opgezet door ons, nog altijd zorgde het voor de meest uiteenlopende problemen.
Zo kwam mijn vader tijdens een van de vakanties tot de conclusie dat er in de kleine tent van mijn broer een beer zat. Nader navraag wat hij bedoelde deed ons begrijpen dat het hier om een iets minder opwindend fenomeen ging, namelijk 'het weer'. Een andere vakantie kwamen we tot de conclusie dat de haringen die de vorige vakantie achter waren gebleven op de camping, omdat de grond te hard was om ze ooit nog te kunnen verwijderen, niet waren aangevuld, en de tent dus ieder moment kon wegwaaien in de toch stevige wind. En het jaarlijks terugkerende probleem waren de tentstokken, die in eerste instantie nooit leken te passen. Ieder jaar namen we ons voor om de stokken van stickertjes te voorzien om zo het probleem volgend jaar te voorkomen. En ieder jaar gebeurde dat toch weer niet.
Zomer 1980: Het was zes uur 's ochtends en we keken allemaal nog wat slaperig uit ons ogen. De auto was volgeladen, het karretje werd voor de laatste keer gecontroleerd en mijn moeder ging na of alles in huis echt geregeld was. Dan stapten we in. Mijn twee broertjes en ik op de achterbank, mijn ouders voorin, mijn moeder met een koelbox met eten en drinken bij haar voeten. Na een half uurtje rijden begon mijn vader aan zijn eerste levensbehoefte, de pot met koffie. Of nee, zijn eerste levensbehoefte had hij een kwartier na vertrek al opgestoken.
Wij waren achterin de eerste uren nog vrij rustig. We waren nog slaperig, het autorijden nog niet zat en ook elkaar nog niet helemaal zat. Ook wisten we ons de eerste uren nog wel te vermaken met auto's tellen, ik zie, ik zie wat jij niet ziet en meer van dat soort spelletjes. Maar rond een uur of twee 's middags begon de reis toch zijn tol te eisen. We begonnen te mopperen en zochten ruzie met elkaar. En tegen vooral dit laatste was mijn vader niet echt bestand.
De sfeer was dan ook om te snijden als we rond zeven uur 's avonds eindelijk op de camping aankwamen. En dan begon het echte drama pas. De tent moest opgezet! Wijs geworden van de vorige vakanties, delegeerde mijn moeder ons die taken die zo ver mogelijk bij de tent vandaan gedaan konden worden. Want ook al was de tent al tien jaar oud en dus ook al tien maal opgezet door ons, nog altijd zorgde het voor de meest uiteenlopende problemen.
Zo kwam mijn vader tijdens een van de vakanties tot de conclusie dat er in de kleine tent van mijn broer een beer zat. Nader navraag wat hij bedoelde deed ons begrijpen dat het hier om een iets minder opwindend fenomeen ging, namelijk 'het weer'. Een andere vakantie kwamen we tot de conclusie dat de haringen die de vorige vakantie achter waren gebleven op de camping, omdat de grond te hard was om ze ooit nog te kunnen verwijderen, niet waren aangevuld, en de tent dus ieder moment kon wegwaaien in de toch stevige wind. En het jaarlijks terugkerende probleem waren de tentstokken, die in eerste instantie nooit leken te passen. Ieder jaar namen we ons voor om de stokken van stickertjes te voorzien om zo het probleem volgend jaar te voorkomen. En ieder jaar gebeurde dat toch weer niet.
Zomer 1990: Het was zes uur 's morgens en we keken allebei nog wat slaperig uit ons ogen. Ik was zo dom geweest te vergeten dat er op zondag minder treinen rijden en we moesten dan ook enorm rennen op het Centraal Station in Amsterdam om onze trein naar Parijs te halen. Ik samen met mijn vriend, op Interrail. Ons hele hebben en houden samen gepakt in twee rugzakken reisden we drie weken door Europa. Een fantastische ervaring, maar ook een totale uitputtingsslag. Voor ons beiden eens, maar nooit meer.
Toch hebben we de jaren daarna nog vaak genoeg gekampeerd, dan wel met de trein en rugzak, dan wel met de auto. En meerdere van die vakanties hebben we voortijdig afgebroken vanwege regen en dien ten gevolge geen droge draad meer aan ons lijf. En langzaam aan sloop er bij ons een nieuwe term in, 'kramperen'.
Na de komst van ons dochtertje stond het voor ons dan ook vast. We zouden niet gaan kamperen. Het eerste jaar bezochten we een zeer rustig gelegen bungalowpark in de Ardennen (absoluut niet a la Centerparcs) en dit jaar hebben we de sprong gewaagd en zijn we gaan vliegen naar Griekenland met onze kleine meid. En het was heerlijk. We hebben geen ruzie gehad tijdens de reis, hoefden niet te vechten met een tent, zijn geen beren tegengekomen en wonder boven wonder, we hebben geen druppel regen gezien. En ik ben niet ziek geweest. (wat maar goed was ook want de maanden daarvoor was ik genoeg ziek geweest door extreme zwangerschapsmisselijkheid)
Nee, je zal mij niet horen zeggen dat kamperen niet leuk is. Maar als je goed luistert...
Tamar