Het vergelijkend warenonderzoek
Zoals bijna iedere moeder ben ik er van overtuigd dat mijn kind net even iets slimmer, leuker en mooier is dan alle andere kinderen. Ze was na haar geboorte vlot met haar hoofd optillen, iedereen vond dat ze al zo gericht keek en ook al zei men dat het nog niet kon, ze schonk mij haar eerste glimlach toen ze een week oud was. En nog steeds vind ik dat ze snel is met alles wat ze kan.
Een bezoekje aan het consultatiebureau kan dan desillusionerend of misschien gewoon relativerend werken. Ik heb een druk leven waarin ik weinig prille moeders tegen kom. Ik hoor dus niet zo vaak hoe andere kindertjes zich ontwikkelen. Wanneer ik dan op het consultatiebureau aan de praat raak met andere moeders, merk ik dat al snel ongemerkt de vergelijking er in sluipt. ' Goh, kan jou dochter al zitten?' Je ziet de moeder tegen over je denken: 'Ik moet hier iets tegen over stellen. Ik moet nu iets vinden dat mijn kind kan en dat van haar niet.' Dus het gesprek gaat verder: 'En eet ze al goed haar groente.' ' Nee', moet ik bekennen 'groente eten vindt ze nog niet zo'n succes.'
'O, nou die van mij wel hoor.' Gelukkig, we zijn weer in evenwicht. Onze kinderen kunnen allebei iets wat het andere kind niet kan.
Zoals bijna iedere moeder ben ik er van overtuigd dat mijn kind net even iets slimmer, leuker en mooier is dan alle andere kinderen. Ze was na haar geboorte vlot met haar hoofd optillen, iedereen vond dat ze al zo gericht keek en ook al zei men dat het nog niet kon, ze schonk mij haar eerste glimlach toen ze een week oud was. En nog steeds vind ik dat ze snel is met alles wat ze kan.
Een bezoekje aan het consultatiebureau kan dan desillusionerend of misschien gewoon relativerend werken. Ik heb een druk leven waarin ik weinig prille moeders tegen kom. Ik hoor dus niet zo vaak hoe andere kindertjes zich ontwikkelen. Wanneer ik dan op het consultatiebureau aan de praat raak met andere moeders, merk ik dat al snel ongemerkt de vergelijking er in sluipt. ' Goh, kan jou dochter al zitten?' Je ziet de moeder tegen over je denken: 'Ik moet hier iets tegen over stellen. Ik moet nu iets vinden dat mijn kind kan en dat van haar niet.' Dus het gesprek gaat verder: 'En eet ze al goed haar groente.' ' Nee', moet ik bekennen 'groente eten vindt ze nog niet zo'n succes.'
'O, nou die van mij wel hoor.' Gelukkig, we zijn weer in evenwicht. Onze kinderen kunnen allebei iets wat het andere kind niet kan.
Hier keek deze oma van op. Aangezien haar kleinzoon van 9 maanden nog niet kon zitten ging ze er van uit dat mijn dochter ook minstens 9 maanden moest zijn omdat zij wel kon zitten. Oma wist hierna niet zo goed meer wat ze moest zeggen. Dit werd nog erger toen kleinzoonlief gewogen moest worden. De assistente raadde aan het jochie te laten zitten op de weegschaal omdat hij nog al onrustig lag te trappen met benen en armen. Oma verklaarde verontwaardigd dat hij dat nog niet kon. De assistente maakte hier verder geen probleem van, maar oma voelde zich duidelijk te schande gezet. Nu was voor iedereen duidelijk dat haar kleinzoon 'langzaam was met zitten'. Ze was hierna opvallend stil. Even was haar illusie van de bijzondere kleinzoon verstoord.
Ook ik ben heel wat kindertjes tegen gekomen op het consultatiebureau die dingen konden die mijn dochter nog niet kon. Ik heb mij hier snel bij neergelegd. Het maakt mij niet veel uit. Ze ontwikkelt zich goed, ze is in mijn ogen nog steeds vlot, al zijn anderen misschien nog vlotter. En al zou het wat langer duren, wat maakt dat dan nog uit. Want ik ben op het consultatiebureau dan misschien wel kinderen tegengekomen die zich sneller ontwikkelden, ik ben nog nooit een kindje tegengekomen dat zo mooi en lief is als mijn dochter.
Tamar