Een nat bed
Drs. T. de Vos - van der Hoeven - februari 2000
Bedplassen, het is een vervelend probleem, zowel voor het kind als voor de ouders. Tijdens het zindelijk worden zien we het heel vaak en is het een normale fase. Het kind heeft dan overdag enige controle over de blaas. Vooral met hulp van de ouders, die vaak vragen of het kind moet plassen en het naar de WC brengen, lukt het vaak overdag droog te blijven. Maar 's nachts is het veel moeilijker. De ouders zijn er niet om het kind te herinneren naar de wc te gaan en het kind is vaak te moe om de signalen van de blaas te herkennen. Het geeft dan ook helemaal niet om een kind wat overdag zindelijk is 's nacht nog een luier aan te doen. Het kan best nog een jaar duren voordat het kind ook 's nachts zindelijk is.
Bij het zindelijk worden is het 's nachts zindelijk worden voor plas het laatste wat bereikt wordt. Het kind krijgt eerst controle over de darmen en daarna pas over de blaas. Vanaf 18 maanden kan begonnen worden met zindelijkheidstraining. maar sommige kinderen zijn er pas met 30 maanden aan toe. Het beste is dan om geduld te hebben. Te vroeg beginnen met zindelijkheidstraining kan zorgen voor angst en onzekerheid, waardoor het kind moeilijker zindelijk wordt. Meestal wordt tussen de 2 en 3 jaar zindelijkheid bereikt. Meisjes zijn hier vaak iets eerder mee dan jongens.
Toch is bedplassen ook op latere leeftijd een vrij veel voorkomend probleem. Van de lagere schoolkinderen plast 8 tot 10% regelmatig in bed. In de puberteit plast zo'n 1 a 3% nog wel eens in bed. We spreken van bedplassen wanneer het kind minimaal 5 jaar is, tenminste 2 keer in de maand in bed plast en overdag zindelijk is.
Drs. T. de Vos - van der Hoeven - februari 2000
Bedplassen, het is een vervelend probleem, zowel voor het kind als voor de ouders. Tijdens het zindelijk worden zien we het heel vaak en is het een normale fase. Het kind heeft dan overdag enige controle over de blaas. Vooral met hulp van de ouders, die vaak vragen of het kind moet plassen en het naar de WC brengen, lukt het vaak overdag droog te blijven. Maar 's nachts is het veel moeilijker. De ouders zijn er niet om het kind te herinneren naar de wc te gaan en het kind is vaak te moe om de signalen van de blaas te herkennen. Het geeft dan ook helemaal niet om een kind wat overdag zindelijk is 's nacht nog een luier aan te doen. Het kan best nog een jaar duren voordat het kind ook 's nachts zindelijk is.
Bij het zindelijk worden is het 's nachts zindelijk worden voor plas het laatste wat bereikt wordt. Het kind krijgt eerst controle over de darmen en daarna pas over de blaas. Vanaf 18 maanden kan begonnen worden met zindelijkheidstraining. maar sommige kinderen zijn er pas met 30 maanden aan toe. Het beste is dan om geduld te hebben. Te vroeg beginnen met zindelijkheidstraining kan zorgen voor angst en onzekerheid, waardoor het kind moeilijker zindelijk wordt. Meestal wordt tussen de 2 en 3 jaar zindelijkheid bereikt. Meisjes zijn hier vaak iets eerder mee dan jongens.
Toch is bedplassen ook op latere leeftijd een vrij veel voorkomend probleem. Van de lagere schoolkinderen plast 8 tot 10% regelmatig in bed. In de puberteit plast zo'n 1 a 3% nog wel eens in bed. We spreken van bedplassen wanneer het kind minimaal 5 jaar is, tenminste 2 keer in de maand in bed plast en overdag zindelijk is.
Maar wanneer het kind volledig zindelijk is geweest en dan weer in bed gaat plassen, dan is dit vaak een signaal dat er iets anders aan de hand is. We zien dit vaak bij kinderen die een broertje of zusje hebben gekregen. Veel kinderen vervallen dan weer even in gedrag wat ze op jongere leeftijd vertoonden. Het is een manier van aandacht vragen: "Kijk papa en mama, ik ben ook nog klein, ik heb jullie ook nog hard nodig." Wanneer de ouders open staan voor deze vraag om aandacht en het kind bij de nieuwe baby betrekken, zal dit probleem meestal weer verdwijnen. In de tussentijd kan tijdelijk even gebruik gemaakt worden van de luierbroekjes die te koop zijn. Het weer in bed gaan plassen kan ook een signaal zijn dat er iets anders aan de hand is. Er kan iets vervelends gebeurd zijn in het leven van het kind. We zien vaak bedplassen wanneer kinderen een moeilijke periode in hun leven hebben door bijvoorbeeld scheiding van de ouders, overlijden van een belangrijk persoon of een andere ingrijpende gebeurtenis. In dit geval is het heel duidelijk wat er aan de hand is. Het kind moet in dit geval de kans krijgen de situatie te verwerken en wanneer dit lukt zullen de problemen met bedplassen hoogstwaarschijnlijk vanzelf verdwijnen.
Het kan ook gebeuren dat een kind weer in bed begint te plassen zonder dat daar een reden voor lijkt te zijn. Het is goed dan na te gaan of er iets aan de hand is waar u niet van op de hoogte bent. Misschien wordt het kind gepest op school of maakt het zich ergens zorgen om. En wanneer er niet iets lijkt te zijn wat uw kind dwars zit, is het altijd goed te overleggen met uw huisarts. Mogelijk is er een medische oorzaak voor het probleem.
Maar soms lukt het gewoon niet om een kind wat overdag goed zindelijk is ook 's nachts zindelijk te krijgen. Wanneer een zindelijk kind in bed plast dan wordt dit door sommige specialisten niet meer als een zindelijkheidsprobleem gezien maar als een als een slaapstoornis beschouwd. Het kind heeft helemaal geen moeite met het ophouden van de plas, maar slaapt gewoonweg te diep om de signalen dat er geplast moet worden op te merken.
Wat ook het geval kan zijn is dat er een verkeerde gewoonte is ontstaan. Wanneer een kind overdag vaak naar het toilet gebracht wordt om ongelukjes te voorkomen, leert het niet wennen aan een volle blaas en wordt de sluitspier niet voldoende getraind. Het kind wordt zo niet goed getraind in het ophouden van een flinke hoeveelheid plas. Ook leert het kind niet zelf verantwoordelijk te zijn voor het toiletgedrag. Ten tweede is het niet goed om het kind de hele avond niets te drinken te geven in de hoop op een droog bed. Want ook dan went het kind niet aan het gevoel van een volle blaas en hoe het zijn/haar plas 's nacht moet ophouden. Een derde mogelijkheid van verkeerde gewoontevorming is dat het kind 's nachts uit bed gehaald wordt om te plassen, maar niet goed wakker gemaakt wordt. Het kind leert dan te plassen in een half slaap-waak toestand en zal hierdoor juist vaker in bed gaan plassen.
Bij bedplassen schaamt het kind zich ook voor het probleem. Het slapen bij vriendje of met de school een weekje weggaan is voor deze kinderen bijna onmogelijk. Het bedplassen heeft op deze manier ook effect op het sociale leven van het kind. Een kind kan in een sociaal isolement raken omdat het niets meer durft te ondernemen.
Bij ouders zien we vaak boosheid en schaamte. Dit maakt het ook moeilijk voor het kind, omdat het kind zelf het gevoel heeft geen controle over het probleem te hebben.
De meest gebruikte behandeling bij bedplassen is de plasbel of plaswekker. Het kind slaapt op een speciaal laken verbonden met een bel. Zodra het kind in bed plast gaat de bel af en kan het kind naar de wc gebracht worden. Het kind leert zo de signalen van het lichaam herkennen en zal langzaam aan vanzelf wakker worden voor het plassen. Deze methode is redelijk effectief. Zo'n 60% van de kinderen heeft hier baat bij. Helaas gebeurt het wel dat nadat de plaswekker verwijderd is sommige kinderen een terugval hebben. Mogelijk is dit te voorkomen door een tijdje lang de plaswekker zo af en toe te gebruiken. Het kind went op die manier de plaswekker langzaam af. Ook wordt de plaswekker soms gecombineerd met een methode waarbij het kind vlak voor het slapen gaan nog te drinken krijgt. Zo wordt het ophouden extra getraind. Een plaswekker kunt u kopen in overleg met uw huisarts.
Verder wordt er ook gebruik gemaakt van blaastraining. Deze training vindt overdag plaats en gaat uit van het idee dat het kind al aandrang krijgt bij een halfvolle blaas. Door het kind veel te laten drinken en lang te laten ophouden leert het kind ook een bijna volle blaas ophouden. Deze methode is in z'n eentje niet zo effectief, maar kan gecombineerd met een plaswekker wel effectief zijn.
Ook bestaat er nog de droge bedtraining. Dit is een zeer uitgebreid trainingsprogramma wat er op gericht is het kind zelf meer verantwoordelijkheid te geven over het toiletgedrag. Voor het slapen gaan oefent het kind het toiletbezoek een aantal malen. Het kind krijgt voor het slapen gaan extra veel te drinken en wordt 's nachts meerdere malen wakker gemaakt om te gaan plassen. Wanneer het kind in bed plast moet het zelf zijn bed verschonen en schone kleding aan doen. Daarna wordt het toiletbezoek weer enkele malen geoefend. Vaak wordt deze methode gecombineerd met een plaswekker. Deze methode is zeer uitgebreid en het is aan te bevelen dit onder deskundige begeleiding te doen. (wanneer u geïnteresseerd bent, kunt u een e-mail met een verzoek voor meer advies sturen via 'stel uw eigen vraag').
Bedplasproblemen zijn voor zowel het kind als de ouders lastig. Kinderen groeien er vaak vanzelf overheen. Toch het is vaak niet wenselijk om hier op te wachten. Vooral niet omdat er goede methodes zijn om het probleem te verhelpen. Met een redelijk eenvoudige methode kan het kind van een lastig en beschamend probleem afgeholpen worden.
Er zijn verschillende boekjes over bedplassen die kinderen kunnen helpen. Voor meer informatie en de mogelijkheid om het boek te kopen bij bol.com klik je op de titel:
- Het prinsje dat in bed plaste, Gudule (3 tot 7 jaar)
- Plassen zeemeerminnetjes ook wel eens in bed ?- Jeanne Willis (3 tot 7 jaar)
- Plassen en poepen, Helga D. Hentzepeter-Van Ravensberg (3 tot 12 jaar)
- Bedplassen. Daar wil je van af!, Z. Mulder (vanaf 6 samen lezen, vanaf 9 zelf lezen)
- Werkboek Leer nu plassen en poepen zoals het moet: Liesbeth Geerdes-Klaassen
Hulpmiddelen bij bedplassen:
- Plaswekker
- Pjama, wasbare luier pyjamabroeken
- Dry nites, luierbroekjes
- Matrasbeschermer
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen of wilt u een persoonlijk advies, dan kunt u hier terecht: Vraag per e-mail of advies aan huis
1)Gustafson, R. (1993). Conditioning treatment of Childrten's Bedwetting. Psychological Reports,72, 923 - 930.2)Mindel J.A. (1993). Sleep Disorders in Children. Health Psychology, 2, 151 -162. 3) Prins, P.J.M. (1993) Gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen, Bohn Stafleu Van Loghum, hoofdstuk 7 4) Vandereycken, W., Hoogduin, C.A.L.& Emmelkamp, P.M.G. (1990) Handboek Psychopathologie deel1, Bohn Stafleu Van Loghum, hoofdstuk 18 blz. 445-449. 5) Wenar, Ch. (1994) Developmental Psychopathology, McGraw- Hill Inc. Hoofdstuk 5, blz. 149-154.