Gebroken arm in herhaling
Acht jaar geleden schreef ik een column over mijn toen nog kleine dochtertje die haar arm brak. Natuurlijk hoopte ik geen vervolg op deze column te hoeven schrijven, maar nu is het toch zo ver. Haar broer dacht schijnbaar: "Wat zuslief acht jaar geleden kon, kan ik beter." en brak zijn arm. Dit keer niet met tussenkomst van een glijbaan, mijnheer koos voor de schommel.
Zijn kleine zus (dus niet degene die hem was voorgegaan in het breken van een arm) kwam mij halen met de mededeling dat haar broer om mij vroeg. Mijn eerste reactie was: 'Kan hij niet gewoon even naar me toekomen" maar vooruit, ik ging wel even naar hem.
Daar zat hij op zijn kont in het gras en keek mij lijkbleek aan. 'Oei', dacht ik meteen, 'dit is serieus.' Eén blik op zijn arm en vooral de manier waarop hij deze vasthield bevestigde eigenlijk meteen mijn vermoeden, die was stuk en goed ook.
Helaas wilde de huisarts mij niet op mijn woord geloven of ze had weinig vertrouwen in mijn diagnostisch inzicht in breuken en mocht ik niet meteen naar het ziekenhuis. Eerst dus naar de huisarts. Bij ieder bochtje of hobbeltje en bij iedere keer dat ik moest remmen of gas geven, kwam er een onderdrukt gekreun van de achterbank. De huisarts deed niets anders dan naar zijn arm kijken. Al snel kwam ze tot het inzicht dat daar toch even een foto van gemaakt moest worden. Tja, dat had ik ook al gezien. Jammer van die extra tien kilometer pijn.
Op dus naar het ziekenhuis. Al daar even lachen voor de foto. Gips er om heen. Klaar.
Nee dus !
Acht jaar geleden schreef ik een column over mijn toen nog kleine dochtertje die haar arm brak. Natuurlijk hoopte ik geen vervolg op deze column te hoeven schrijven, maar nu is het toch zo ver. Haar broer dacht schijnbaar: "Wat zuslief acht jaar geleden kon, kan ik beter." en brak zijn arm. Dit keer niet met tussenkomst van een glijbaan, mijnheer koos voor de schommel.
Zijn kleine zus (dus niet degene die hem was voorgegaan in het breken van een arm) kwam mij halen met de mededeling dat haar broer om mij vroeg. Mijn eerste reactie was: 'Kan hij niet gewoon even naar me toekomen" maar vooruit, ik ging wel even naar hem.
Daar zat hij op zijn kont in het gras en keek mij lijkbleek aan. 'Oei', dacht ik meteen, 'dit is serieus.' Eén blik op zijn arm en vooral de manier waarop hij deze vasthield bevestigde eigenlijk meteen mijn vermoeden, die was stuk en goed ook.
Helaas wilde de huisarts mij niet op mijn woord geloven of ze had weinig vertrouwen in mijn diagnostisch inzicht in breuken en mocht ik niet meteen naar het ziekenhuis. Eerst dus naar de huisarts. Bij ieder bochtje of hobbeltje en bij iedere keer dat ik moest remmen of gas geven, kwam er een onderdrukt gekreun van de achterbank. De huisarts deed niets anders dan naar zijn arm kijken. Al snel kwam ze tot het inzicht dat daar toch even een foto van gemaakt moest worden. Tja, dat had ik ook al gezien. Jammer van die extra tien kilometer pijn.
Op dus naar het ziekenhuis. Al daar even lachen voor de foto. Gips er om heen. Klaar.
Nee dus !
Met de foto's op naar de Eerste Hulp, want daar moest een arts maar besluiten wat er verder ging gebeuren. Weer een uur in de wachtkamer, weer een uur van pijn, verdriet en proberen vol te houden.
De arts van de Eerste Hulp was in eerste instantie optimistisch, hij dacht dit wel te 'fixen' met wat gips (wat meewarig keek ik hem aan, wist hij veel). Maar toen de röntgenfoto's binnenkwamen kwam het voortschrijdend inzicht en was hij meteen een stuk minder optimistisch. Weer konden we wachten, want nu moest de chirurg er maar wat over zeggen. Ook die zag dat het mis was en bereidde mijn stoere vent voor op een operatie. Mijn hart brak toen ik de paniek in zijn ogen zag. 'Niet weer onder narcose', zag ik zijn ogen zeggen. Dat was de maand daarvoor niet zo goed bevallen.
Maar er was geen keuze en hij droeg zijn lot dapper.
Gelukkig konden we, na eerst een planning voor 's avonds of misschien de volgende dag, plotseling direct naar boven waar hij binnen een kwartier de operatiekamer werd ingereden. Gelukkig, eindelijk tempo!
Daarna begon het grote wachten. Met dochterlief waren ze drie kwartier bezig geweest, dus daar rekende ik nu ook ongeveer op. Maar het werd een uur, het werd een uur en een kwartier, het werd anderhalf uur. Op van de zenuwen zat ik te wachten.
Eindelijk mocht ik naar hem toe. Versuft keek hij me aan, te moe en verdoofd om echt blij te zijn mij te zien. Het liefst had ik hem opgepakt en een dikke knuffel gegeven. Maar een groot blok gips en een hoop pijn weerhielden mij hier van. En weer begon hij te spugen (dat deed hij de maand daarvoor na een andere operatie ook al), alsof het allemaal al niet naar genoeg was. Met enige inspanning wist hij er daarna twee biscuitjes in te houden, zodat hij naar huis mocht. Maar niet voordat de verpleegkundige hem nog even goed zeer deed bij het omdoen van de mitella (hij zag in één keer weer groen van ellende).
Terug naar huis, naar de bank, zijn bezorgde zusjes en oma's. Op deze bank verbleef hij de dagen daarna, omdat het toch wel erg pijn deed en hij koorts kreeg. Zijn hand werd blauw en dik.
Nu, een paar dagen later, is hij voor het eerst weer naar school en het middelpunt van alle belangstelling. Wat ongemakkelijk ondergaat hij het. In de deuropening kijk ik nog even naar hem en ik heb bewondering voor hem. Hij heeft zich goed staande gehouden, in een nare situatie en zich er goed doorheen geslagen.
Acht jaar geleden vond ik dat ik het best goed gedaan had. Nu besluit ik datzelfde voor mijn zoon. Hij heeft zich kranig geweerd.
Hij is mijn stoere vent(je). Met natuurlijk....... ORANJE gips.
Tamar