Ouders onmisbaar bij behandeling van problemen
drs T. de Vos- van der Hoeven - oktober 1999
De allereerste relatie die een kind aangaat is die met zijn ouders. De eerste maanden is het kind volledig afhankelijk van zijn ouders, niets kan hij zonder hen. Maar het kind weet dit nog niet. De eerste maanden weet een baby nog niet precies waar hij nou stopt en de buitenwereld en dus zijn ouders beginnen. Door steeds geconfronteerd te worden met zijn eigen grenzen ontwikkelt een kind een enorme drang om grenzen af te tasten en deze te verleggen. Zo leert een baby in een enorm tempo draaien, zitten, kruipen, lopen en praten. Het kind leert ook dat hij een individu is, met eigen wensen en behoeftes. En dat deze wensen en behoeftes niet altijd overeenkomen met de wensen en de behoeftes van de ouders. Hier ontstaat het eerste 'conflict' tussen ouders en hun kinderen.
Het eerste jaar is een kind met name nog bezig zijn eigen grenzen te verkennen en te verschuiven. Maar met een maand of acht krijgen kinderen steeds meer interesse voor hun omgeving. Kinderen van één jaar willen heel graag weten wat voor effect zij hebben op hun omgeving en vooral welk effect zij kunnen hebben op hun ouders. "Hoe reageert mama als ik in haar gezicht sla" en "Wat gebeurt er wanneer ik mijn eten gewoon weer uitspuug." Het kan heel moeilijk zijn om hier goed mee om te gaan. Uw kindje lijkt soms bewust bezig u te pesten. En ten dele is dit ook zo. Het kind is niet bewust bezig om u dwars te zitten, maar het kind is wel bewust bezig reacties uit te lokken. Op deze manier leert uw kind hoe hij zijn omgeving kan manipuleren. En hier zal de ouder zijn eerste stappen kunnen gaan ondernemen als behandelaar van de problemen met het eigen kind. Door geen aandacht te besteden aan het ongewenste gedrag zal het kind snel het plezier verliezen in dit gedrag.
drs T. de Vos- van der Hoeven - oktober 1999
De allereerste relatie die een kind aangaat is die met zijn ouders. De eerste maanden is het kind volledig afhankelijk van zijn ouders, niets kan hij zonder hen. Maar het kind weet dit nog niet. De eerste maanden weet een baby nog niet precies waar hij nou stopt en de buitenwereld en dus zijn ouders beginnen. Door steeds geconfronteerd te worden met zijn eigen grenzen ontwikkelt een kind een enorme drang om grenzen af te tasten en deze te verleggen. Zo leert een baby in een enorm tempo draaien, zitten, kruipen, lopen en praten. Het kind leert ook dat hij een individu is, met eigen wensen en behoeftes. En dat deze wensen en behoeftes niet altijd overeenkomen met de wensen en de behoeftes van de ouders. Hier ontstaat het eerste 'conflict' tussen ouders en hun kinderen.
Het eerste jaar is een kind met name nog bezig zijn eigen grenzen te verkennen en te verschuiven. Maar met een maand of acht krijgen kinderen steeds meer interesse voor hun omgeving. Kinderen van één jaar willen heel graag weten wat voor effect zij hebben op hun omgeving en vooral welk effect zij kunnen hebben op hun ouders. "Hoe reageert mama als ik in haar gezicht sla" en "Wat gebeurt er wanneer ik mijn eten gewoon weer uitspuug." Het kan heel moeilijk zijn om hier goed mee om te gaan. Uw kindje lijkt soms bewust bezig u te pesten. En ten dele is dit ook zo. Het kind is niet bewust bezig om u dwars te zitten, maar het kind is wel bewust bezig reacties uit te lokken. Op deze manier leert uw kind hoe hij zijn omgeving kan manipuleren. En hier zal de ouder zijn eerste stappen kunnen gaan ondernemen als behandelaar van de problemen met het eigen kind. Door geen aandacht te besteden aan het ongewenste gedrag zal het kind snel het plezier verliezen in dit gedrag.
Wanneer de ouders wel reageren op het uitspugen van eten kan er een strijd ontstaan rond het eten. Het kind kan weigeren nog te eten en de ouders zullen van alles gaan proberen om het kind te laten eten. Dit betekent extra aandacht van de ouders en dit stimuleert het kind weer om helemaal niet meer te eten en het probleem-gedrag is ontstaan. De ouders zullen na enige tijd hulp zoeken. Er zou nu in een behandeling van het kind aandacht besteed kunnen worden aan het niet eten en mogelijk zou het lukken om het kind in de behandelingssituatie wel te laten eten. Maar dit zou geen enkel effect hebben, omdat de thuissituatie nog hetzelfde is. Het kind zal thuis de strijd rond het eten gewoon voortzetten.
De behandeling zal dan ook aan de ouders aangeboden worden en niet aan het kind. Dit betekent niet dat de ouders iets verkeerd doen, maar dat ze om het probleem op te lossen beter een andere houding en ander gedrag kunnen aannemen. De ouders zal geleerd worden wat een therapeut zou doen om het kind weer te laten eten. De ouders worden dus een soort co-therapeuten.
Bij het vrij eenvoudige probleem van niet willen eten is het meestal voldoende de ouders adviezen te geven hoe om te gaan met het gedrag van het kind.
Bij veel opvoedings- en gedragsproblemen kan een hoop bereikt worden door de ouders te adviseren. Dit is ook het geval bij wat oudere kinderen. Maar soms zal het ook zo zijn dat het kind ernstigere problemen vertoont en er toch voor gekozen wordt het kind zelf in behandeling te nemen.
In dit geval krijgen de ouders toch ook altijd begeleiding aangeboden. In de eerste plaats om de ouders op de hoogte te houden van wat er met hun kind gebeurt. In de tweede plaats om de ouders voor te bereiden op de veranderingen die ze bij hun kind kunnen verwachten wanneer de behandeling aanslaat. Een voorbeeld: Een kind dat begeleiding krijgt omdat ze erg gepest wordt op school, kan tijdens de begeleiding mondiger worden en leren voor zichzelf op te komen. In eerste instantie zal ze dit nieuw verworven gedrag in de veilige omgeving van de thuissituatie gaan oefenen Ze kan dan thuis plotseling moeilijk gedrag gaan tentoonspreiden. Wanneer de ouders hierop voorbereid zijn zal dit minder problemen geven.
De derde reden dat de ouders bij de begeleiding betrokken worden is om als begeleider feedback te krijgen. De ouders kennen het kind het beste, veel beter dan de begeleider. Ouders kunnen beter inschatten welke methodes wel en welke niet zullen werken bij hun kind. Ook kunnen ze de begeleider op de hoogte houden van hoe het kind omgaat met de begeleiding in de thuissituatie. Soms lijkt er tijdens de behandeling vooruitgang geboekt te worden, maar wordt dit thuis absoluut niet zo ervaren en vice versa.
De vierde, en belangrijkste, reden voor begeleiding aan de ouders is het betrekken van de ouders bij de therapie. Want de behandelaar van het kind kan wel begeleiding aan het kind geven, maar de uiteindelijke veranderingen in het gedrag zullen thuis moeten plaats vinden. Het kind moet hetgeen hij geleerd heeft in de behandeling thuis gaan toepassen en de ouders moeten hierbij helpen. Een voorbeeld: In de begeleiding leert een jongen van acht jaar hoe hij het beste even weg kan lopen uit de situatie als hij heel erg driftig wordt in plaats van te gaan slaan. Het jongetje kan wel begrijpen dat hij dit beter kan doen, maar het zal heel moeilijk zijn voor hem om dit ook werkelijk te doen. Zijn ouders kunnen hem dan helpen door in de thuissituatie hem er steeds aan te herinneren wanneer hij boos wordt en als hij toch gaat slaan hem even op een rustige plek tot rust te laten komen. Ook zou een beloningssysteem opgezet kunnen worden waarbij hij voor iedere keer dat hij een conflictsituatie uit de weg gaat een punt krijgt. Bij vijf punten mag hij dan bijvoorbeeld iets leuks bedenken om te doen in het weekend. Dit soort veel toegepaste behandelingsmethodes zijn absoluut niet uitvoerbaar zonder de ouders.
Als je je realiseert dat de behandelaar het kind een uur in de week ziet en de ouders zeven dagen in de week minstens een uur of 6/7 per dag dan is dit wel logisch.
Behandeling van een kind is zonder de medewerking van de ouders eigenlijk niet mogelijk. Dit terwijl de behandeling van een kind zonder dat het kind begeleid wordt wel mogelijk is.
De behandelaar is adviseur en begeleider, de ouders en het kind zijn de uiteindelijk uitvoerders van de behandeling. En zo worden de ouders de behandelaar van de problemen die (ze met) hun eigen kinderen hebben. Niet altijd een eenvoudige rol, omdat u als ouder vaak te dicht bij het kind staat om objectief kleine veranderingen te zien. Het is niet altijd eenvoudig om ongewenst gedrag te negeren. Of gewenst gedrag te belonen als u dit gedrag als de gewoonste zaak van de wereld beschouwd.
Soms zijn adviezen alleen dan ook niet voldoende. Dan moeten de ouder begeleid, ondersteund en gestimuleerd worden door te gaan, ondanks de weinige vooruitgang.
En bijna altijd komt dan het punt waarop ouders en kind kunnen zeggen: 'Het is gelukt, we zijn er samen uitgekomen!'. Het beste compliment wat je als begeleider kunt krijgen is: 'Goh, eigenlijk hadden we u (begeleider) niet nodig. Uiteindelijk hebben we het zelf opgelost.' Want op deze manier hebben de ouders en het kind er vertrouwen in dat ze ook eventuele volgende problemen zullen kunnen oplossen. En dat is het beste, dat ouder en kind er samen uitkomen.
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen of wilt u een persoonlijk advies, dan kunt u hier terecht: Vraag per e-mail of advies aan huis