Motorische ontwikkeling van peuter tot puber
Drs. Tamar de Vos - van der Hoeven - maart 2014
In de eerste levensjaren van ons kind houden we zijn/ haar motorische ontwikkeling heel goed bij. Vol trots vertellen we het wanneer ons kindje gaat kruipen, staan en lopen. Kinderen maken de eerste twee levensjaren ook een enorme ontwikkeling op dit gebied door en in deze jaren wordt zeker de basis gelegd voor hoe het kind motorisch zal functioneren (meer hier over in het artikel: Stapje voor stapje, de motorische ontwikkeling van baby tot peuter). Maar met twee jaar is deze ontwikkeling zeker nog niet afgelopen. Tot ver in de puberteit vindt er nog verbetering en verandering plaats in de motoriek van het kind.
Een goede motoriek is belangrijk. We maken onderscheid tussen de grove motoriek: de grote lichamelijke bewegingen zoals kruipen, lopen, springen, dansen, fietsen etc. en de fijne motoriek: de kleinere bewegingen en handmotoriek, waaronder activiteiten vallen zoals tekenen, schrijven, knutselen, bouwen etc.
Vanaf de geboorte verkennen kinderen de wereld door te spelen en te bewegen. Bewegen is heel belangrijk voor de ontwikkeling van de hersenen. Door te bewegen leren de verschillende zintuigen van het kind samen te werken en zo worden nieuwe verbindingen gemaakt in het brein. Beweging helpt ook bij het leggen van verbindingen tussen onze twee hersenhelften.
Het is dan ook belangrijk je kind te blijven stimuleren veel te bewegen. Hiervoor is spel heel belangrijk (zie: Ik ben een prinses). Wanneer kinderen voldoende de ruimte krijgen om zowel buiten (vooral grove motoriek) als binnen ( meer fijne motoriek) te spelen, krijgen ze alle kansen om zich goed motorisch te ontwikkelen.
Kinderen hebben hierbij materiaal nodig dat aansluit bij hun leeftijd en ontwikkelingsniveau en hun grove en fijne motoriek uitdaagt. Alleen in een veilige omgeving waar ze letterlijk met vallen en opstaan nieuwe dingen kunnen en mogen leren, lukt dit goed.
Drs. Tamar de Vos - van der Hoeven - maart 2014
In de eerste levensjaren van ons kind houden we zijn/ haar motorische ontwikkeling heel goed bij. Vol trots vertellen we het wanneer ons kindje gaat kruipen, staan en lopen. Kinderen maken de eerste twee levensjaren ook een enorme ontwikkeling op dit gebied door en in deze jaren wordt zeker de basis gelegd voor hoe het kind motorisch zal functioneren (meer hier over in het artikel: Stapje voor stapje, de motorische ontwikkeling van baby tot peuter). Maar met twee jaar is deze ontwikkeling zeker nog niet afgelopen. Tot ver in de puberteit vindt er nog verbetering en verandering plaats in de motoriek van het kind.
Een goede motoriek is belangrijk. We maken onderscheid tussen de grove motoriek: de grote lichamelijke bewegingen zoals kruipen, lopen, springen, dansen, fietsen etc. en de fijne motoriek: de kleinere bewegingen en handmotoriek, waaronder activiteiten vallen zoals tekenen, schrijven, knutselen, bouwen etc.
Vanaf de geboorte verkennen kinderen de wereld door te spelen en te bewegen. Bewegen is heel belangrijk voor de ontwikkeling van de hersenen. Door te bewegen leren de verschillende zintuigen van het kind samen te werken en zo worden nieuwe verbindingen gemaakt in het brein. Beweging helpt ook bij het leggen van verbindingen tussen onze twee hersenhelften.
Het is dan ook belangrijk je kind te blijven stimuleren veel te bewegen. Hiervoor is spel heel belangrijk (zie: Ik ben een prinses). Wanneer kinderen voldoende de ruimte krijgen om zowel buiten (vooral grove motoriek) als binnen ( meer fijne motoriek) te spelen, krijgen ze alle kansen om zich goed motorisch te ontwikkelen.
Kinderen hebben hierbij materiaal nodig dat aansluit bij hun leeftijd en ontwikkelingsniveau en hun grove en fijne motoriek uitdaagt. Alleen in een veilige omgeving waar ze letterlijk met vallen en opstaan nieuwe dingen kunnen en mogen leren, lukt dit goed.
Een kind van twee kan best al heel veel. Toch zijn de bewegingen van een peuter niet te vergelijken met die van een volwassene. Het verschil in bewegen tussen een kind van net twee en één van drie en half is al best groot. Een peuter moet motorisch gezien nog veel leren en in dat wat je kind al kan, moet hij/ zij nog beter worden. We zien op de peuterleeftijd dat over het algemeen de ontwikkeling van de grove motoriek voorloopt op die van de fijne motoriek. Wat oudere peuters kunnen al heel aardig traplopen, springen, hinkelen, op één been staan, starten en stoppen bij het rennen en fietsen op een driewieler. Op deze leeftijd spelen kinderen ook graag met een bal, al kan dit ook wel heel frustrerend voor ze zijn, omdat het ze bij het gooien of schoppen van een bal nog niet lukt om echt te richten. Peuters zijn vaak ook erg gericht op deze (grove motoriek) activiteiten. Ze hebben de ruimte nodig om buiten te rennen en te spelen en hun energie kwijt te raken.
Voor veel activiteiten die meer aanspraak doen op de fijne motoriek, kunnen peuters maar moeilijk het geduld opbrengen.
Toch zien we ook zeker op dit gebied grote sprongen vooruit in de twee jaren van de peutertijd. Een peuter van boven de drie kan vaak al knippen, plakken, kleien, kralen rijgen en vouwen met papier. Peuters zijn vaak ook dol op tekenen en verven. Omdat ze de pengreep op deze leeftijd nog niet (kunnen) beheersen, is het nog wel heel moeilijk om echt doelbewust vormen te tekenen.
Op de kleuterleeftijd zijn kinderen wel in staat om de pengreep aan te leren, omdat ze niet meer hun hele hand bewegen, maar handbewegingen kunnen gaan maken vanuit hun pols en vingers. We zien dan steeds meer herkenbare vormen verschijnen in de tekeningen. Al snel worden er poppetjes, huisjes en bomen getekend. Niet lang daarna volgen ook de eerste letters, die meer (na)getekend dan geschreven worden. Het binnen de lijntjes kleuren lukt over het algemeen nu ook steeds beter. Nu kinderen beter controle krijgen over hun handmotoriek gaan dingen als veters strikken en knoopjes dicht doen ook steeds beter lukken. Dit zijn best nog lastige dingen, die vragen om doorzettingsvermogen en geduld.
Op het gebied van de grove motoriek zien we dat vooral de vaardigheden die het kind als peuter onder de knie begon te krijgen verder ontwikkeld worden. Het lukt steeds beter een bal gericht te gooien, te trappen en te vangen, het rennen gaat steeds soepeler en het kind kan verder springen en langer hinkelen.
In deze leeftijdsfase zien we dat de oog-hand-coördinatie steeds beter wordt en het evenwicht ontwikkelt zich steeds beter. Hierdoor kunnen kinderen leren balanceren en lukt fietsen ook steeds beter.
Kleuters leren ook steeds beter symmetrisch te bewegen, hetgeen inhoudt dat hun lichaamsdelen beter op elkaar ingespeeld raken, waardoor het lukt met twee handen een bal te vangen of recht uit te komen na een koprol.
We zien rond deze leeftijd dat kinderen steeds meer een voorkeurskant ontwikkelen, ze worden steeds meer rechts- of linkshandig. Dit is prima, maar het is wel goed je kind te stimuleren beide kanten te blijven gebruiken. Voor een goede motoriek is dit belangrijk, omdat heel veel handelingen om een samenwerking van linker- en rechterhand (of been) vragen. Denk bijvoorbeeld maar aan het dichtknopen van je broek, veters strikken of een beker openmaken.
De meeste zesjarigen hebben een voldoende goede pengreep en oog-hand-coördinatie om te kunnen leren schrijven.
Op deze leeftijd zien we dat de lichaamsbouw van kinderen begint te veranderen. Kinderen worden over het algemeen wat langer en slanker en hun armen, benen en vingers worden naar verhouding wat langer. Het kind moet zijn/ haar motoriek hieraan aanpassen en dat kan soms zorgen voor wat tijdelijke onhandigheid. Maar al snel zien we dat kinderen leniger, behendiger en sterker worden. Ook het evenwicht en de coördinatie nemen verder toe. Door het steeds beter samenwerken van de twee hersenhelften lukken complexere motorische bewegingen zoals voetballen, waarbij je zowel moet lopen als de bal schieten, of fietsen, waarbij je moet sturen en trappen, steeds beter.
Ook op het gebied van de fijne motoriek vindt nog veel ontwikkeling plaats. Lagereschoolleerlingen knutselen en bouwen graag. Langzaam aan ontwikkelt het kind steeds meer een eigen handschrift.
Met het ouder worden neemt het uithoudings- en coördinatievermogen van kinderen verder toe. Tieners kunnen meer activiteit aan en presteren wordt voor velen van hen steeds belangrijker. Ze willen graag uitblinken in hetgeen ze doen.
Maar de puberteit gaat gepaard met een flinke groei en we zien opnieuw, net als na de kleuterperiode, dat deze groei voor onhandigheid in de motoriek kan zorgen. Vooral de ledematen groeien aan het begin van de puberteit, terwijl de rest van het lichaam nog niet direct volgt. Pubers kunnen hierdoor iets slungeligs krijgen en zich niet goed raad weten met die 'lange' armen en benen. Hierdoor kan er tijdelijk sprake zijn van een wat onhandige motoriek. Hoe vervelend ook voor de puber, dit is zeker niet iets om je zorgen over te maken. Het hoort bij de puberteit, net als stemmingswisselingen, onverschilligheid, prikkelbaarheid en onzekerheid. De groei die kinderen doormaken in de puberteit, gecombineerd met de hogere eisen die er aan het kind gesteld gaan worden, vraagt ook veel energie. Pubers kunnen hierdoor futloos en constant moe lijken. Het is goed hier gedeeltelijk aan toe te geven, pubers hebben regelmatig echt even rust en wat extra slaap nodig. Maar het is daarnaast wel goed het bewegen te blijven stimuleren. Door te bewegen krijgen pubers weer meer controle over dat veranderende lichaam en bewegen kan juist ook een goede uitlaatklep en afleiding zijn van alle puberzorgen.
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen of wilt u een persoonlijk advies, dan kunt u hier terecht: Stel uw vraag of advies aan huis
Foto: Kelsey E., Haleyface