Angst voor school
drs. T. de Vos- van der Hoeven - april 2000
Ieder kind heeft wel eens een dagje dat hij of zij niet naar school wil. Het ene kind komt hier eerlijk voor uit, het ander bedenkt een smoesje, houdt zich ziek of gaat stiekem niet naar school. En dat is ook geen probleem. Als volwassenen hebben we ook wel eens geen zin, zien we tegen dingen op en 'spijbelen' we ook wel eens een keer. Het wordt wel een probleem wanneer het kind regelmatig niet naar school wil.
Op een gewone schooldag is tussen de 10 en 24% van de leerling niet school aanwezig. De grootste groep van de afwezige, 90%, is ziek thuis. De afwezigheid van deze kinderen is algemeen aanvaard. Zo'n 5% van de afwezige zijn spijbelaars. Zij zijn zonder toestemming en medeweten van de ouders afwezig.
Een derde, kleine groep afwezige bestaat uit kinderen die thuis gehouden worden om thuis te helpen, bijvoorbeeld bij het huishouden, als oppas voor jongere broertjes of zusjes of in het bedrijf van de ouders. De vierde groep bestaat uit kinderen die met medeweten van de ouders weigeren naar school te gaan. Zo'n 3% van de 10/11- jarige valt in deze groep en ongeveer 1% van alle schoolgaande kinderen. Bij deze laatste groep spreken we van een angst voor school of een schoolfobie.
drs. T. de Vos- van der Hoeven - april 2000
Ieder kind heeft wel eens een dagje dat hij of zij niet naar school wil. Het ene kind komt hier eerlijk voor uit, het ander bedenkt een smoesje, houdt zich ziek of gaat stiekem niet naar school. En dat is ook geen probleem. Als volwassenen hebben we ook wel eens geen zin, zien we tegen dingen op en 'spijbelen' we ook wel eens een keer. Het wordt wel een probleem wanneer het kind regelmatig niet naar school wil.
Op een gewone schooldag is tussen de 10 en 24% van de leerling niet school aanwezig. De grootste groep van de afwezige, 90%, is ziek thuis. De afwezigheid van deze kinderen is algemeen aanvaard. Zo'n 5% van de afwezige zijn spijbelaars. Zij zijn zonder toestemming en medeweten van de ouders afwezig.
Een derde, kleine groep afwezige bestaat uit kinderen die thuis gehouden worden om thuis te helpen, bijvoorbeeld bij het huishouden, als oppas voor jongere broertjes of zusjes of in het bedrijf van de ouders. De vierde groep bestaat uit kinderen die met medeweten van de ouders weigeren naar school te gaan. Zo'n 3% van de 10/11- jarige valt in deze groep en ongeveer 1% van alle schoolgaande kinderen. Bij deze laatste groep spreken we van een angst voor school of een schoolfobie.
Enige angst bij het bezoeken van school is normaal. Vooral bij een nieuwe school, een nieuwe klas of op een dag dat er een test is. Maar wanneer de ouders en de school hier goed op reageren zal de angst snel afnemen en zal het kind de school gewoon bezoeken.
We zien bij kinderen met een schoolfobie vaak in eerste instantie (vage) lichamelijke klachten. De ouders melden het kind ziek en er is nog geen vermoeden dat er een probleem is. maar na enige tijd merken de ouders dat ze hun kind niet meer zover krijgen dat het naar school gaat. De lichamelijke klachten houden aan, zonder dat hier een oorzaak voor te vinden lijkt te zijn. Wanneer de ouders toch proberen het kind naar school te brengen dan roept dit angst en verzet op. Vaak gaan deze kinderen alsnog naar huis wanneer ze naar school gebracht zijn. De ouders hebben vaak ook een wat tegenstrijdige houding tegenover het weer naar school sturen van hun kind. Enerzijds willen ze hun kind graag naar school sturen, anderzijds zijn ze bang dat het kind misschien toch ziek is, dat ze de liefde van hun kind zullen verspelen of vinden ze het eigenlijk best gezellig of handig dat hun kind thuis is.
De periode van afwezigheid van school als gevolg van een schoolfobie kan variëren van 2 weken tot een heel schooljaar.
Vaak worden er problemen binnen het gezin waargenomen bij kinderen met een schoolfobie. Soms is dat ook de reden waarom een kind niet naar school durft. Het kind is niet zozeer bang om naar school te gaan, maar is bang het huis te verlaten, bijvoorbeeld omdat de ouders dan ruzie maken of omdat er niemand is om voor een zieke ouder te zorgen.
Angst voor school ontstaat vaak na een verandering in het leven van het kind. Het kind gaat bijvoorbeeld naar een nieuwe school of klas, het is langere tijd afwezig geweest door ziekte of er is iets in de familie gebeurd. Meestal treedt de schoolweigering op nadat het kind voor kortere of langere tijd niet naar school is geweest. Zo zien we dat het probleem zich vaak voordoet na een vakantie.
Ook zien we bij deze kinderen vaak angst voor uiteenlopende zaken die verbonden zijn met school. Sommige kinderen kunnen zeer angstig worden wanneer de leerkracht thuis langs komt. Andere kinderen zijn erg angstig wanneer zij thuis schoolwerk krijgen (dit duidt op faalangst) en een aantal schoolfobici zijn vooral bang voor het sociale contact met de klasgenoten.
Het kind met een schoolfobie belandt ook in een vicieuze cirkel. Doordat hij of zij niet naar school gaat ontstaat een achterstand in het schoolwerk. Dit maakt het extra angstig om terug te gaan naar school. Hierdoor groeit de achterstand nog meer.
Een schoolfobie komt in twee vormen voor. De eerste is het acute schoolfobie. De angst voor school doet zich vrij plotseling voor en het kind heeft verder geen problemen. Deze vorm van schoolfobie is meestal goed te verhelpen. De tweede vorm van schoolfobie is het chronische schoolfobie. Het kind heeft al langere tijd moeite met naar school gaan en het kind heeft naast het schoolfobie nog andere problemen. Deze vorm van schoolfobie is een stuk moeilijker aan te pakken.
Overigens zien we ook een enkele keer wel een kind met een schoolfobie wat wel gewoon naar school gaat. Het kind is dan wel angstig, maar door de houding van de ouders en de school gaat het kind wel naar school. Het kind zal zich dan binnen het schoolgebeuren extreem terugtrekken, bijvoorbeeld geen contact met leeftijdsgenoten, geen contact met de leerkracht, extreem stil zijn etcetera.
Een centrale rol bij schoolfobie speelt separatie-angst (letterlijk vertaald scheidingsangst, Het kind is bang om bij de ouder vandaan te gaan), vooral bij jongere kinderen met een schoolfobie. Onder separatie angst verstaan wij de angst van het kind om weg te gaan bij de vertrouwde personen (het gezin) en de vertrouwde situatie (thuis). Het kind is bang om alleen te zijn, maar is ook angstig over wat er in de thuissituatie kan gebeuren wanneer het kind afwezig is.
Een tweede belangrijke rol bij een schoolfobie speelt sociale angst. Het kind is bang om de confrontatie aan te moeten met zijn of haar klasgenoten en soms zien we bij deze kinderen ook een gebrek aan sociale vaardigheden. Ze weten niet goed hoe ze zich moeten gedragen in het bijzijn van hun klasgenoten. Ze vallen hierdoor buiten de klas, voelen zich eenzaam en worden soms gepest. Kinderen die gepest worden kunnen een enorme angst voor school ontwikkelen.
Ook zien we vaak bij kinderen met een schoolfobie dat ze bang zijn voor het wegvallen van hun controle over en de voorspelbaarheid van hun leven. In de situatie buiten school kan een kind steeds controle houden over zijn leven en zijn leven kan heel voorspelbaar, en daardoor rustgevend zijn. Het kind weet wat het kan verwachten. De schoolsituatie kan dan bedreigend zijn, omdat ze hier veel minder controle hebben over het verloop van de dag en omdat er soms onvoorspelbare dingen kunnen gebeuren.
Als laatste zien we ook dat faalangst en gebrek aan zelfvertrouwen een belangrijke rol kan spelen bij het ontstaan van een schoolfobie. Het kind twijfelt aan zijn of haar eigen kunnen, voelt zich onzeker en is enorm bang de eisen die de school stelt niet aan te kunnen. Naarmate het kind in de hogere groepen van het lagere school onderwijs komt hoe meer de nadruk komt te liggen op presteren. Steeds vaker worden er tests gegeven en wordt het kind beoordeeld op zijn of haar kunnen. En dit kan zeer beangstigend zijn. Zo beangstigend dat een kind niet meer naar school durft.
Er zijn verschillende behandelingsmogelijkheden bij een schoolfobie. Maar bij alle methodes blijkt dat een goede begeleiding noodzakelijk is. Behandeling van kinderen met een schoolfobie is dan ook alleen mogelijk met individuele begeleiding. Deze mogelijkheid wordt geboden door het maatschappelijk werk, het Centrum voor Jeugd en Gezin, maar ook door zelfstandig gevestigd psychologen en orthopedagogen.
En in ieder behandeling blijken de volgende punten belangrijk:
Ouders en school moeten goed samenwerken. De ouders moeten uiteindelijk de behandeling uitvoeren. Zij moeten dus goed gemotiveerd zijn en achter de behandeling staan.
Eerst moet de angst bij de ouders weggenomen worden. De ouders moeten zeker weten dat het kind niet ziek is, dat bezoek aan school het kind echt niet zal schaden en dat het kind zijn ouders niet zal afwijzen omdat ze hem of haar naar school dwingen te gaan. De ouders moeten goed voorbereid worden, zodat ze weten dat hun kind in eerste instantie veel verzet, angst en verdriet zal laten zien.
Dan moet het kind terug naar school. Dit kan geleidelijk gebeuren of heel abrupt. De meningen zijn verdeeld over wat het beste is, het hangt ook van het kind en de ouders af. Soms komt de leerkracht eerst thuis of gaat de behandelaar of de ouder in eerste instantie mee naar school. Belangrijk bij het weer naar school gaan is in ieder geval dat het kind aanwezig is op school op het afgesproken tijdstip en dat voorkomen wordt dat het kind toch de school verlaat. Doordat het kind blootgesteld wordt aan de situatie waar het bang voor is, zal de angst langzaam afnemen. Het kind merkt dat er niet iets afschuwelijks gebeurt en zal minder angstig worden.
Belangrijk hierbij is ook dat schoolgaan beloond wordt (puntensysteem met cadeautjes). Het thuisblijven moet zo min mogelijk aantrekkelijk gemaakt worden. Het kind mag geen tv kijken, mag geen privileges hebben en moet huiswerk maken
Ook wordt er soms training in bepaalde vaardigheden aangeboden om het kind beter met zijn angst om te leren gaan. Het kind leert bijvoorbeeld sociale vaardigheden, om minder angstig te zijn voor klasgenoten. Of het leert beter zijn of haar emoties onder controle te houden. Bij faalangst kan het helpen het kind bepaalde studiemethodes aan te bieden.
Wanneer het kind eenmaal weer normaal naar school gaat wordt de begeleiding nog enige tijd voortgezet, om terugval te voorkomen. De ouders en het kind worden er ook op voorbereid dat er terugval kan optreden vooral na vakantie of een periode van ziek zijn van het kind. De begeleiding wordt langzaam afgebouwd, tot alle partijen (kind, ouders en begeleider) het gevoel hebben dat het schoolfobie geheel onder controle is.
De behandeling van kinderen met een acuut schoolfobie (zie hier boven) is gemakkelijker dan de behandeling van een chronisch schoolfobie. Bij deze groep kinderen spelen nog andere problemen die ook verholpen dienen te worden. Toch wordt bij beide groepen met de bovenstaande behandelingspunten vaak succes behaald en bezoekt het kind de school weer zonder problemen.
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen of wilt u een persoonlijk advies, dan kunt u hier terecht: Vraag per e-mail of advies aan huis
1) Prins, P.J.M. (1993) Gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen, Bohn Stafleu Van Loghum, hoofdstuk 6 2) Vandereycken, W., Hoogduin, C.A.L.& Emmelkamp, P.M.G. (1990) Handboek Psychopathologie deel1, Bohn Stafleu Van Loghum, hoofdstuk17 blz. 424-425.